Menu Sluiten

De gebeden van mijn moeder – Bij dankdag

De gebeden van mijn moeder – door Ds. Rianne van Halsema

Tien jaar geleden schreef onze toenmalige predikant Ds. Rianne van Halsema het onderstaande artikel. Op de oude website (inmiddels niet meer actief) werd dit veel gelezen. Vandaar dat dit artikel hieronder weer te lezen is.

Bij het opruimen van het huis van mijn ouders trof ik tussen krantenknipsels en persoonlijk geschreven notities een aantal gebeden en gedichten aan. Ze zijn in de tweede helft van de negentiger jaren, toen mijn moeder al wat vergeetachtig werd, door haar verzameld. Alsof ze vast wilde houden wat haar ging ontglippen: woorden en gedachten die zo belangrijk waren dat ze bewaard moesten blijven.
Hier en daar heeft mijn moeder er commentaar bij geplaatst in de kantlijn.
Zo meldt ze dat het haar vader was die voor de maaltijd aan tafel het volgende gebed uitsprak, voor de ouderen onderen ons wellicht bekend:

          O Vader die al ’t leven voedt,
          kroon onze tafel met Uw zegen;
          Spijs en drenk ons met dit goed,
          van Uwe milde hand verkregen!
          Doe ons voor overdaad ons wachten;
          dat w’ons gedragen zo ’t behoort;
          Laat ons het Hemelse betrachten;
          Sterk onze ziele door Uw Woord.
 

Ook het dankgebed, waarmee de maaltijd beëindigd werd, moest bewaard blijven:

          O Heer wij danken U van harte,
          voor nooddruft en voor overvloed,
          Daar menig mensch eet brood der smarte,
          hebt Gij ons mild en wèl gevoed.
          Doch geef, dat onze ziele niet
          aan dit vergank’lijk leven kleev’;
          Maar alles doe, wat Gij gebiedt,
          en eind’lijk eeuwig bij u leev’!

Scherp is haar commentaar erbij: “Ouderwetse taal, welk kind weet dat ‘nooddruft’ hetzelfde is als ‘gebrek’!” Naast de één na laatste regel schrijft ze: “Dus ga je gang, help je naaste…”

Een knipsel met een gedicht van J.A. dèr Mouw (1863 – 1919) werd hieraan vastgehecht, wellicht omdat het raakt aan de sfeer:

          En voor den eten, ’s middags, werd de zegen
          gevraagd van ‘Vader, die al ’t leven voedt’.
          En die zoo trouw ‘ons spijzigt met het goed’.
          dat wij wèl ‘van Zijn milde hand verkregen’.
  
          Hij gaf de zon, en, als’t moest zijn, de regen;
          En deden we onze plicht met vroom gemoed,
          en leerden braaf en waren altijd zoet,
          zou Hij ons leiden op al onze wegen.
 
         
En vlak na ’t bidden praatte je niet hard;
          ‘T was of een heel fijn, een heel prachtig ding
   
          rondom het eten over tafel hing;
          En dankbaar was ik dan met heel mijn hart,
  
          dat we zoo prettig bij elkander zaten;
          Behalve ’s Maandags, als we zuurkool aten.

Bij die laatste regel plaatst mijn moeder een vraagteken en een uitroepteken.
Alsof ze zegt: “Zuurkool vind ík lekker, vooral met worst”:

Tenslotte een dankgebed -zonder commentaar van mijn moeder erbij- van Muus Jacobse (de dichter van ‘Geest van hierboven’).  

          O Heer, heb dank voor deze spijze,
          heb dank dat Gij ons leven doet.
          Laat nu de mond die at U prijzen,
          U dankzeggen ons vlees en bloed.
          Maar, Heer, heb dank het allermeest,
          dat Gij ons werd een disgenoot
          en dat wij eten van uw brood
          en dat wij leven door uw Geest.
          Amen.

Als ik deze verzamelde gebeden en gedichten van mijn moeder lees, besef ik dat de christelijke cultuur waarin zij opgroeide voorbij is. Neem de ernst en de vanzelfsprekendheid waarmee dit uitgesproken werd.
Mijn ouders zelf waren meer van het vrije gebed aan tafel. Ook werd er bij ons  gezongen, vooral na de maaltijd. Mijn moeder was steevast degene die hiervoor het initiatief nam. Zo gaven mijn ouders op hun eigen manier de sfeer door waarin ze opgegroeid waren, het besef dat voedsel een geschenk van God is.

Het is niet moeilijk om hier een karikatuur van te maken. Toch komt er iets in mee dat ver uitgaat boven al die woordenloze gebeden van onze tijd waarvan een gedeelte ‘het plafond niet eens bereikt’.

Eigenlijk is het niet gemakkelijk om in onze tijd op een passende manier te bidden, laat staan om te danken. Het dienstboek biedt ons het lied:

          Voor al uw goede gaven Heer,
          zij U de dank en eer.
          Wij danken U voor daag’lijks brood,
          kracht en gezondheid, Heer.

Of het dankgebed:

          Wij danken U, Here,
         
voor dit voedsel en deze drank,
          voor de vriendschap die ons samenbindt,
          voor Uw Liefde door Christus, onze Heer, 
          amen.
 

Wat is danken voor ons eten eigenlijk? Wat doe je dan? Hoe doe je dat?
Toch goed om daar één keer per jaar op de dankdag in het najaar bij stil te staan. 

Ds. Rianne van Halsema
oktober 2010